Gezondheid en ziekten

Alhoewel dwerggeiten robuuste dieren zijn, is het goed om iets te weten over mogelijke ziekten en aan­doeningen. 

Hier behande­len we de meest voorko­mende ongemakken.

 

Coccidiosebehandeling

Coccidiose is een met diarree gepaard gaande darmontsteking die zo nu en dan wordt waargeno­men bij lammeren van één tot drie maanden oud. De ziekte wordt veroorzaakt door eencellige orga­nismen die in de darmwand van geiten en lammeren leven. Deze coccidiën kunnen de darmwand sterk aantasten waardoor bescha­diging optreedt. Daardoor vermin­dert de opnamecapaciteit van het verteringsstelsel en treedt eiwit-verlies op door lekkage. Hierdoor stagneert de groei van het lam. In ernstige gevallen hebben de dieren donkere diarree en sterven ze.

 

In elke geitenstal zijn er coccidi­ën. Lammeren eten vaak hooi dat op de grond ligt. Dit is dan in aanraking geweest met de mest, zodat opnieuw een besmetting plaats vindt. Dieren die eenmaal coccidiose hebben gehad zijn beschermd tegen de ziekte. Deze immuniteit wordt bij de oudere dwerggeiten onderhouden door regelmatige besmetting van de andere dieren. De eventueel optredende groeiremming wordt binnen één stal nauwelijks opgemerkt door gebrek aan referentiedieren. Het blijkt dat coccidiose vaker voorkomt in stallen waar een slechte hygiëne is en waar veel lammeren op een relatief klein oppervlak worden gehouden.

 

Coccidiose werd vooral behandeld met toltrazuril in propyleenglycol. Toltrazuril is erg zuur. Het geneesmiddel wordt oraal toege­diend. Andere geneesmiddelen die vroeger werden gebruikt moesten vaker dan eens worden toege­diend. Tegenwoordig zijn er ook middelen op de markt die éénma­lig oraal kunnen worden toege­diend. Raadpleeg hierover uw dierenarts.

 

Paratuberculose

Paratuberculose of para tbc is een besmettelijke, ongeneeslijke darmontsteking. De aandoening komt vooral voor bij herkauwers. In Nederland wordt de ziekte regelmatig gezien bij runderen en geiten. In de commerciële houderijen richt deze ziekte erg veel schade aan. Beginjaren negentig van de vorige eeuw werd deze ziekte ook veel in dwerggeitenstallen aangetroffen. Tegenwoordig komt het sporadisch naar voren.

 

Para tbc wordt door de bacterie Mycobacterium avium subspecies Paratuberculosis veroorzaakt. Deze bacterie behoort tot de groep van tuberculosebacteriën. Deze bacteriën hebben een zeer lange incubatietijd, dit is de tijd tussen besmetting en de eerste ziekteverschijnselen. Voor para tbc varieert de incubatietijd van anderhalf jaar tot meer dan tien jaar. De para tbc-bacterie heeft een stevige waslaag, waardoor deze heel lang (jaren) buiten het dier kan overleven in bijvoorbeeld voer, mest, water en grond. Onder invloed van Uv-straling uit bij­voorbeeld zonlicht, gaat de bacte­rie snel dood.

 

Besmetting

De para tbc-bacterie slaat voorna­melijk toe bij jonge dieren in bet eerste levensjaar. Hoe jonger het lam, des te gevoeliger is het voor een para tbc-infectie. Een lam kan besmet raken doordat het mest­resten opneemt via bet voer, door te likken aan bevuilde oppervlak­ken of door bet drinken van besmette biest of melk. Een besmet dier kan vanaf twee­jarige leeftijd de para tbc-bacterie verspreiden.

 

Aangezien bet nooit zeker is of een geit vrij is van para tbc, kan in principe elke geit ouder dan twee jaar de ziekte overdragen. Dieren die na de leeftijd van één jaar de para tbc-bacterie opnemen, worden niet ziek en zullen geen besmetting overbrengen. Besmette geiten vertonen meestal ziekteverschijnselen op een leeftijd van drie tot zes jaar. Het is moeilijk om de verschijnselen van para tbc te herkennen.

 

Gevolgen

De bacterie nestelt zich in de darmwand en veroorzaakt een zeer langzaam verlopende darm­ontsteking. De bacterie verspreidt zich vanuit de darm via de bloed­baan naar onder andere de uier van bet besmette dier. Mest, melk en biest van besmette dieren vor­men de belangrijkste besmettings- bronnen van para tbc. Via de baarmoeder kan bet ongeboren lam al worden besmet. Dieren die besmet zijn met para-tbc ontwikkelen een ongeneeslijke darminfectie. Dit gaat heel langzaam, waardoor pas op een leeftijd van drie tot zes jaar ziekteverschijnselen zijn op te merken. De symptomen zijn: daling van de melkgift, afnemende conditie (ondanks een goede eetlust), laag geboortegewicht van de lammeren en uiteindelijk aanhoudende diarree waarin vaak gasbelletjes zichtbaar zijn en sterfte. Opvallend is dat er bij para tbc geen koorts optreedt. Doordat de verschijnselen ook bij andere ziekten voorkomen, blijft para tbc vaak lang onopgemerkt.

 

Vaccinatie

Toen paratuberculose bij dwerg­geiten vaak werd vastgesteld, werd er door de dierenarts gevac­cineerd. Dit werkte vaak prima en er konden dieren mee worden gered. Sinds de Gezondheidsdienst voor Dieren een bestrij­dingsprogramma heeft opgezet is vaccineren niet meer toegestaan. Het vaccin was vrij agressief en liet bultjes achter op de plek waar de injectie plaatsvond.

 

Leverbot

Leverbot is een soort worm. De opname van bet botje verloopt meestal via besmet gras. In de maag aangekomen vreet de nog jonge worm zich door de maag­wand heen, komt daarbij in de buikholte terecht, graaft een gang door bet leverkapsel en maakt een zwerftocht door het leverweefsel. Tegen de tijd dat het botje vol­wassen is, is hij gearriveerd in de galgangen (de afvoerkanalen van de lever). In de galgangen legt de volwassen leverbot haar eieren. De eieren gaan samen met de gal naar de darmen, komen zo in het maagdarmkanaal terecht en val­len met de mest weer op het wei­land.

 

Leverbot komt vooral voor als de dieren in drassige weilanden lopen. Bijvoorbeeld als het een nat seizoen is of wanneer er een gedeelte van bet weiland continu onder water staat. De leverbot heeft een tussengastbeer nodig om zich in stand te houden. Deze tussengastheer, de leverbotslak, leeft in natte en drassige omge­ving. Een strenge winter overleeft deze slak gemakkelijk, voor droogte echter zijn ze zeer gevoe­lig. Door een betere ontwatering door drainage en schoonhouden van greppels wordt de leefomge­ving voor deze slak ongeschikt en daarmee verdwijnt ook de lever­bot. Voor bestrijding van leverbot werken de reguliere middelen tegen wormen niet. Er moet een specifiek middel worden gebruikt. Raadpleeg hiervoor uw dierenarts.

 

‘Het bloed’

Enterotoxaemie, in de schapenhouderij beter bekend als ‘bet bloed’ komt helaas ook bij (dwerg) geiten voor. Clostridium perfringens is de veroorzaker van deze vaak dodelijk verlopende ziekte. Deze bacterie is in kleine aantallen een niet schadelijke bewoner van de geitendarm, maar bij kan zich onder bepaalde omstandigheden snel vermeerde­ren en een zeer agressieve darm­infectie veroorzaken. De precieze oorzaken waardoor dit optreedt, zijn niet volledig bekend, maar voeding speelt een belangrijke rol. Bij jonge lammeren vallen de slachtoffers onder dieren die een grote hoeveelheid melk opne­men. Bij oudere lammeren en volwassen dieren wordt een plot­selinge opname van een grote hoeveelheid krachtvoer of jong gras als mogelijke oorzaak genoemd. Teveel onverteerde voedseldelen, vooral koolhydraten, komen in de darm terecht waardoor dc Clostridium zich kan vermeerderen (tot enkele miljarden). Hierbij wordt een grote hoeveelheid gifstoffen (toxinen) gevormd. Deze gifstof­fen verspreiden zich vanuit de darm door bet lichaam en zijn de uiteindelijke oorzaak van bet ziek worden van de geit.

 

Symptomen

De snelst verlopende vorm van Enterotoxaemie wordt gezien bij sterke gezonde lammeren van enkele dagen oud. De dieren ver­tonen verschijnselen van buikpijn (vaak uitrekken, met de achterpootjes in de richting van de buik schoppen), zijn onrustig, mekkeren vaak, vallen neer en sterven binnen enkele uren. In de ont­lasting kan bloed zichtbaar zijn. Doordat de lammetjes heel snel doodgaan worden de ziekteverschijnselen vaak niet gezien, maar worden de lammeren plot­seling dood gevonden. Ook oudere lammeren en volwassen geiten kunnen zo plotseling dood aangetroffen worden ten gevolge van Enterotoxaemie. Bij deze die­ren valt vaak de sterk opgezette buik op. Minder snel verlopende vormen van deze ziekte komen ook voor. De lammetjes worden dan plotse­ling slap, rekken zich vaak uit, mekkeren veel, schreeuwen soms (buikpijn) en kunnen diarree met bloed hebben. Later kunnen hersenbloedingen optreden (zwal­ken, kopje achterover gooien). De lichaamstemperatuur kan oplopen tot 40 °C en hoger.

 

Opgemerkt moet worden dat ‘bet bloed’ bij dwerggeiten veel minder voorkomt dan bij schapen; vooral omdat dwerggeiten over bet alge­meen een ‘schraler’ rantsoen ter beschikking hebben en eenling-dracht minder voor komt. Het gevaar van teveel melkopname door één lam is hierdoor kleiner.

 

Schurft

Schurft is een huidaandoening die bij vele diersoorten kan voor­komen en dus ook bij dwerggei­ten. Schurft wordt veroorzaakt door een mijt die gangen graaft in de huid. Het veroorzaakt voortdurende huidontstekingen. Bij schurft krijgen de dieren korstvorming op de huid. Dit gaat gepaard met jeuk, dus de geiten gaan zich schuren. Er zijn bij de dierenarts goedwerkende middelen tegen schurft verkrijg­baar.

 

Zere bekjes of bekschurft

De ziekte ‘zere bekjes’ wordt ook wel ecthyma genoemd. Het is een besmettelijke ziekte die wordt ver­oorzaakt door een virus dat bij schapen en geiten voorkomt. De huid en de slijmvliezen aan de mond en lippen zijn ontstoken. Er ontstaan blaasjes en zodra die open barsten worden bet zweertjes. De ontsteking gaat over in korstvor­ming. De ziekte wordt nog wel eens verward met mond- en klauwzeer. Dieren kunnen elkaar besmetten door direct contact. De ziekte verspreidt zich meestal snel door de kudde, een uitbraak duurt meestal zes tot acht weken. Bij zogende dieren bestaat de kans dat ook de tepels en de uier besmet kunnen raken waardoor de kans op een uierontsteking aanwezig is.

 

Uierontsteking

Heel soms komt bij dwerggeiten uierontsteking (mastitis) voor. Er bestaan twee soorten uierontste­king: klinische (zichtbare) mastitis en subklinische (onzichtbare) mastitis. Bij de eerste is de uier rood, hard en gezwollen. Bij de tweede zijn er geen veranderingen aan melk en uier zichtbaar, maar is er wel wat mis, de samenstel­ling van de melk is niet in orde. Er zijn bacteriën die zowel klinische ais subklinische mastitis kun­nen veroorzaken. Tot deze groep behoren vooral de streptokokken en de stafylokokken. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen mastitis door diergebonden bacte­riën (str. agalactiae, stafylokokken, str. dysgalactiae en str. uberis) en door omgevingsbacteriën (strooisel, box) zoals Escheria coli.

 

Uierontsteking is te herkennen aan de harde uier. De lammeren zullen niet meer mogen drinken omdat de uier pijnlijk is. Wanneer wat melk uit de speen wordt getrokken zien we vaak vlokjes in de melk. Uierontsteking is met penicilline goed te genezen. Raadpleeg hier­voor uw dierenarts.

 

Coli-infecties

Colibacteriën horen thuis in de darmflora bij ieder dier. Ze zijn in evenwicht met het lichaam. Indien dit evenwicht wordt verstoord door weerstandsvermindering vanwege ziekte of stress, steken deze bacteriën de kop op. Er zijn vele soorten colibacteriën bekend, er zijn er echter maar enkele die tot de colibacillose behoren. De verzamelnaam voor deze bacterie is Escherichia coli. Deze coli wordt ook wel geboortediarree genoemd. Deze komt bet meest voor bij lammet­jes. De besmetting vindt via de navel plaats en wordt vooral ver­oorzaakt door slechte hygiëne en vuile hokken. De weerstand van de lammeren wordt groter naar­mate ze meer biest hebben gehad, dan levert dit minder problemen op. Wanneer de colibacterie is toegeslagen worden de lammetjes vrij snel na de geboorte ziek en lusteloos. De ontlasting wordt dun en ze hebben buikkrampen. Op bet laatst kunnen ze niet meer staan en sterven na één ziekte­dag.

 

Als colibacillose op oudere leef­tijd voorkomt verloopt de ziekte chronisch. Er is diarree, de dieren krijgen ook krampen en kunnen op het laatst niet meer opstaan. Ze maken fietsende bewegingen met de poten en kunnen binnen enkele dagen dood gaan.

 

Etterige lymfeklierontsteking

Bij dwerggeiten kan de etterige Lymfeklierontsteking Caseous lymphadentis (CL) voorkomen. De aandoening is ook bekend onder de naam pseudo-tuberculose, kaasachtige lymfeklierontste­king of buitenziekte. De ziekte wordt veroorzaakt door een bac­terie die door de huid dringt en zich in een lymfeknoop nestelt. Daar ontstaan abcessen. Dit is te herkennen aan de buiten. De incubatietijd (de tijd totdat bet abces op bet huidoppervlak te zien is) bedraagt twee tot zes maanden. Soms nog langer. Bij de geit komen de meeste abces­sen voor aan de hals en kop.

 

Caprine artritis encefalitis (CAE)

CAE is een virusinfectie bij gei­ten en vertoont veel overeenkom­sten met zwoegerziekte. Besmetting treedt op via de moe­derdieren, via de melk en de biest, maar ook via de uitademingslucht van geïnfecteerde dieren. Na de besmetting duurt het maanden tot soms jaren tot een besmette geit antistoffen in bet bloed tegen bet CAE-virus aanmaakt. De virusaandoening wordt gekenmerkt door een lang­zaam voortschrijdende vermage­ring en sterfte. Dieren worden dor in de vacht. Daarnaast komen vaak ook verschijnselen voor aan: gewrichten, longen, uier en bet centrale zenuwstelsel. Of alle besmette dieren ook daadwerke­lijk ziekteverschijnselen vertonen is niet zeker. Mogelijk is vanwe­ge bet langzaam verlopende karakter van deze ziekte een aan­tal dieren al van ouderdom gestorven. Een behandeling tegen deze ziekte is niet mogelijk.

 

Zwoegerziekte

De zwoegerziekte (maedivisna) is een besmettelijke longaandoe­ning bij volwassen geiten en schapen en uit zich in ademhalings-moeilijkbeden (‘zwoegende ademhaling’), sterke vermagering, uierproblemen en minder melkgift. Het wordt veroorzaakt door een virus en is besmettelijk. Voornamelijk dieren op oudere leeftijd krijgen deze symptomen. In bet begin vermageren de dieren en daarna komen er longklachten, waarbij de ziekte slepend verer­gerd, met de dood tot gevolg. Plotselinge sterfte kan plaatsvin­den na inspanning, opjagen of bij­komende infectie. Er is geen the­rapie voor en er bestaat ook geen vaccin tegen.

 

Slepende melkziekte (aceto-naemie)

Slepende melkziekte komt zeer zelden voor bij hoogdrachtige dwerggeiten en meestal bij meerlingdracht. De lammeren vragen zoveel voedsel dat de geit zelf te kort komt. Het suikergehalte in bet bloed daalt en de geit tracht dit tekort op te vullen door baar reser­ves aan te spreken waaruit suiker gemaakt kan worden. Door deze abnormale stofwisseling stijgt het gehalte aan acetonlichamen in het bloed (soms kan er een acetonlucht waargenomen worden). De geit wordt suf, loopt onzeker, het gezichtsvermogen gaat achteruit, de eetlust verdwijnt en het dier gaat met een teruggeslagen kop liggen, knarst met de tanden en ademt hoorbaar. Na één tot tien dagen kan het dier overlijden wanneer er niet wordt ingegrepen. Als het dier ondanks alles nog werpt, treedt spontaan verbetering op. Ter voor­koming van slepende melkziekte moet voldoende en goed voer verstrekt worden, maar u moet er wel op letten dat het dier niet te vet wordt. De ziekte kan uitbreken door plotselinge vermindering in hoeveelheid voer of door andere plotselinge veranderingen zoals transport over een langere afstand.

 

Melkziekte

Melkziekte komt bij dwerggeiten niet vaak voor. Melkziekte komt voornamelijk rond het aflammeren voor, maar kan ook aan het einde van de dracht optreden; de been­vorming van de dracht vraagt dan veel calcium. Melkziekte wordt veroorzaakt door een te laag calciumgehalte in het bloed. Dit komt doordat met de melkproductie veel calcium wordt uitgescheden. Het komt vooral voor bij dieren die naar verhouding veel melk produ­ceren. De verschijnselen lijken veel op die van slepende melkziekte. In een later stadium wordt bet dier onrustig, gaat met de poten slaan en binnen enkele uren tot enkele dagen gaat het dier dood. Bij tijdi­ge behandeling door de dierenarts kan de geit gered worden.

 

Het gebruik van likstenen

Er bestaan twee soorten likstenen, de mineralenliksteen en de zout-liksteen. Als u uw geiten de juiste brokken voert, zoals rundvee A brokken, kalveropfokkorrel, geitenbrok of hertenbrok, is het niet nodig om een mineralenblok of een zoutblok in de stal te hangen. Hertenbrok bevat overigens meer vitaminen dan geitenbrok. De brokken moeten echter de volgen­de elementen bevatten: koolhydra­ten, eiwitten, vetten, mineralen en vitaminen. Door het voeren van brokken waar deze elementen allemaal in zitten, is de voorzie­ning van mineralen en sporenele­menten gegarandeerd. Wanner u de geiten geen krachtvoer geeft, is bet echter noodzakelijk dat de die­ren wel beschikking krijgen over een mineraalblok en een zoutblok.

 

Een zoutliksteen bestaat uit 98% zout, hierin zitten echter geen mineralen en spoorelementen. Elke geit beeft een individuele zoutbehoefte. Dit is afhankelijk van lichaamsgewicht, groeisnelheid, levensfase, drachtigheid, lactatiefase, melkgift, transpiratie en prestatie. Er mag natuurlijk altijd een liksteen in de stal hangen, maar als bet dier de juiste voeding krijgt, is dit niet nodig.

 

Een mineralenliksteen bevat de volgende (sporen)elementen:

  • Calcium (belangrijk voor de skeletopbouw en kalkstofwisseling. Speelt tevens een rol bij de bloedstolling en vorming van bet gebit)
  • Chloor (chloride-ionen zijn nodig voor de regulatie van de osmotische druk, de waterbalans en bet zuur-base evenwicht in bet lichaam. Tevens is bet van belang voor de vorming van zoutzuur in de maag)
  • Fosfor (belangrijk voor de ske­letopbouw en kalkstofwisseling)
  • Jodium (beïnvloedt de werking van de schildklier en daarmee de snelheid van de stofwisse­ling)
  • Kalium (heeft een belangrijke functie bij de celstofwisseling en bij de werking van zenuwen en spieren)
  • Koper (belangrijk bij de vor­ming en instandhouding van bet bloed)
  • Magnesium (enzymwerking)
  • Mangaan (speelt een rol bij de vruchtbaarheid)
  • Molybdeen (belangrijk bij vor­ming en instandhouding van bet bloed)
  • Natrium (noodzakelijk voor lichaamsvloeistoffen, bloed en lymfebanen)
  • IJzer (belangrijk bij vorming en instandhouding van bet bloed)
  • Zink (maakt deel uit van enkele enzymen en activeert deze. Ook is zink betrokken bij groeipro­cessen, vorming van bet skelet, boeven, huid en baar)
  • Zwavel (opbouw van aminozu­ren, die op bun beurt weer zor­gen voor de aanmaak van eiwit­ten)
  • Selenium (voor enzymvorming en beeft een ontgiftende werking).
  • Kobalt (beeft te maken met de productie van rode bloedcellen en speelt een rol bij bet functio­neren van zenuwen in samen­werking met vitamine B12)