Fokkerij

Wanneer met een dwerggeit wordt gefokt is het belangrijk om inteelt te voorkomen.
Een klein beetje inteelt is niet erg, maar als hier te veel gebruik van wordt gemaakt heeft het een nadelige invloed.
Door teveel inteelt blijven de dwerggeiten vaak te klein en te kort, iets dat propperig wordt genoemd. Daarnaast blijven ze achter in de groei.
Maar voor één keer kan best een moeder maal zoon worden gepaard of een broer maal zus, daarna moet er nieuw bloed worden ingezet.
Er is binnen de Nederlandse dwerggeitenpopulatie voldoende variatie aanwezig om inteelt te voorkomen.
Raadpleeg hiervoor de dichtstbijzijnde vereniging of fokkers bij u in de buurt.
Selectie
Wanneer u éénmalig lammetjes bij uw dwerggeiten geboren wilt laten worden, dan hoeft daarna misschien geen selectie plaats te vinden. Wilt u elk jaar lammetjes geboren laten worden dan zal u op één of andere manier moeten selecteren welke van de jonge geiten wilt u houden. De selectie kan plaatsvinden op basis van he fokdoel. Dit kan de kleur van het dier zijn maar ook de bouw of type. Wanneer u op bouw of type wilt selecteren dan kunt u het beste letten op de algemene ontwikkeling van het dier. Met kleine, niet goed ontwikkelde dieren kan beter niet (verder) worden gefokt. Dit zijn de dieren die in de toekomst het eerst problemen met het aflammeren (de geboorte) krijgen. U kunt het beste verder fokken met goed ontwikkelde, gezonde dieren.
Fokdoel
Het fokdoel kan op verschillende manieren benaderd worden. Het kan een doel zijn om de standaard zoals die in Nederland geldt, proberen te benaderen en mee te doen aan wedstrijden. Zie hiervoor het hoofdstuk Keuringen.
Met dit fokdoel wordt geprobeerd zo mooi mogelijke dwerggeiten te fokken, ongeacht de kleur. De kleur is een ander fokdoel. Dwerggeiten komen in vele verschillende kleurvariaties voor. Het meest voorkomend zijn de bruine dwerggeiten met een zwarte aalstreep, onderbuik en poten. Ook de zwarte dwerggeit (vaak met een wit stipje op het kopje) komt men regelmatig tegen. Heel populair zijn de bonte dieren. Deze komen voor in zwartbont en bruinbont. Een bijzondere kleurslag bij dwerggeiten is de zogenaamde stippelaftekening. Dit betekent dat de voorhand van de dwerggeit effen van kleur is en de achterhand wit met daarin stippen van dezelfde kleur als de voorhand. Zeldzaam zijn de kleuren schimmel, lakenvelder, abrikoos, Isabel, camel, black and tan. Toch zijn er in Nederland enkele dwerggeitenhouders die op een fanatieke manier proberen om deze kleuren in stand te houden en zelfs het aantal geiten te vergroten.
De standaard
Het keuren van de dieren gebeurt aan de hand van ‘De standaard’. De standaard geeft een zo duidelijk en zorgvuldig mogelijke beschrijving van ‘de’ Nederlandse dwerggeit. De standaard wordt op keuringen en tentoonstellingen gebruikt als leidraad voor fokkers en juryleden. In 1988 is de standaard aangepast aan de evolutie van dc Nederlandse dwerggeit en op diverse onderdelen verfijnd. Dit is opnieuw gedaan in 2010. Deze standaard is opgebouwd vanuit een goed evenwicht tussen de beschrijving van het ‘algemeen voorkomen’ en de ‘algemene eigenschappen’ enerzijds en een gedetailleerde beschrijving van de verschillende ‘onderdelen’ (lichaamsdelen) anderzijds. In de beoordeling van type, maatverhoudingen, geraamte, spierontwikkeling en lichaamsdelen, gestreefd naar een zorgvuldig evenwicht tussen levensduur, voortplanting, wendbaarheid, souplesse, snelheid, sprongkracht en een aansprekend, alert en levendig karakter.
Voor individuele fokkers kunnen de doelstellingen verschillend zijn. Voor actieve deelnemers aas shows staat de standaard centraal.
Algemeen voorkomen
Het algemeen voorkomen is een eerste en erg belangrijk gegeven. De totaalindruk van type, bouw en karakter wordt bet ‘algemeen voorkomen’ genoemd en dit is gebaseerd op de eerste indruk. Door het dier langduriger te bekijken en zorgvuldig te beoordelen op alle onderdelen, kan de totaalindruk iets worden bijgesteld. Het algemeen voorkomen is harmonieus en edel, zonder dat er sprake is van te fijn en iel type. Het karakter is alert en levendig. De conditie dient bij te dragen tot het beeld van een voldoende bespierde maar slanke, glanzende en levendige verschijning.
Algemene eigenschappen
Onder algemene eigenschappen worden ‘snit’, kwaliteit, adel en klasse verstaan. Een snittig dier spreekt aan vanwege een of enkele. fraai ogende eigenschappen. Snit is gebaseerd op een chique, slanke verschijning met een optimale beharing en een enigszins correcte belijning, vooral in de bovenbouw. Door een wisselende conditie kan een dier ook minder snittig zijn.
Kwaliteit slaat voornamelijk op de bouw. Deze eigenschap heeft betrekking op de dichtheid, hardheid, veerkracht en voldoende ontwikkeling van de weefselstructuren van geraamte, bespiering en huid.
Een adel, of ook wel edel, dier heeft een fraai type, veel snit en een redelijke kwaliteit. Kenmerkend voor adel is verder een karakter met veel temperament en expressie.
Een dier met klasse blinkt uit in type, snit, kwaliteit, adel en correctheid in al de onderdelen. Conditie, toilet en presentatie dienen tevens perfect te zijn. ‘Klasse’ is een verzamelkwalificatie en meteen de hoogste van de algemene eigenschappen.
Type
Het type van de dwerggeit bepaalt voor een groot gedeelte de uiterlijke verschijningsvorm. Een goed type wordt bepaald door de juiste maatverhoudingen, een fijne huid met een korte, glanzende beharing, in combinatie met een fijne, vaste spiervezel, een atletische indruk en door een temperamentvol karakter.
Door jarenlang op deze eigenschappen te fokken en te selecteren hebben de dieren een edeler, meer aansprekend aanzien gekregen. Ten aanzien van de verhoudingen tussen hals, voorhand, middenhand, achterhand en benen wordt gezocht naar een harmonieus geheel, waardoor er een type ontstaat dat vitaal, maar vooral ook levendig overkomt en sterk aanspreekt. De overgangen moeten vloeiend verlopen.
Gewild is een type dat afhankelijk van de leeftijd de wig- respectievelijk de balkvorm laat zien. Onder wigvorm worden zodanige lichaamsverhoudingen verstaan dat het dier in de achterhand meer diepte laat zien dan in de voorhand. Onder balkvorm wordt verstaan dat de diepte in de voor- en achterhand gelijk is. Vrouwelijke dieren die gelammerd hebben, moeten een lichte mate van wigvorm vertonen, de jeugdvorm dient de balkvorm te vertonen, mannelijke dieren dienen altijd de balkvorm te vertonen.
Verhoudingen
Voor zowel het mannelijke als het vrouwelijke type, de jeugd als de volwassen vorm, gelden min of meer vaste verhoudingen in de hoogtemaat, de lengtemaat, de diepte en de breedte. Dieren met goede maatverhoudingen worden hoger gewaardeerd dan dieren die de exacte grootte laten zien. Alle genoemde maten spelen bij de beoordeling van de verhoudingen een even belangrijke rol. Deze maten zijn tot stand gekomen door veelvuldig meten van dieren die in de ogen van fokkers en juryleden voldeden aan het ideale Fokdoel. De standaard is dan ook geschreven met deze dieren als uitgangspunt.
De belangrijkste maten bij dwerggeiten zijn de hoogte- en de lengtemaat. Mannelijke dieren mogen iets hoger zijn dan vrouwelijke dieren. De hoogtemaat is de verticale afstand van bodem tot het hoogste punt van de schoft. Bij de volwassen vorm moeten de vrouwelijke dieren een hoogtemaat hebben tussen de 47 en 55 cm. Bij de mannelijke dieren moet de hoogtemaat tussen de 53 en 60 cm liggen. De lengtemaat is de afstand van de voorborst tot de achterkant van de dijbeenspiering. De lengte dient bij volwassen vrouwelijke dieren 18 tot 25% meer te zijn dan de hoogte. Volwassen mannelijke dieren dienen een lengte te bezitten van 15 tot 20% meer dan de hoogte. Voldoende lengte binnen de romp geeft een iets gerekt type dat voldoende ruimte biedt voor de inwendige organen en de mogelijkheden geeft voor soepele bewegingen.
Kleur
Aan de kleur van de dwerggeit of dwergbok wordt in theorie geen eisen gesteld. De smaak van de individuele fokker mag hierbij de boventoon voeren. Fokken op een bepaalde kleur betekent meestal wel minder snel vooruitgang in type en bouw. Immers de populatietie eenkleurig zwart en eenkleurig bruin is vele malen groter dan de anders gekleurde of bonte dieren.
Stamboekregistratie
Alleen lammeren geboren uit bij de N.F.D. geregistreerde ouderdieren kunnen worden opgenomen in het stamboek.
De eigenaar van de bok dient zodra een dwerggeit door zijn bok gedekt is, een dek/geboortebewijs in tweevoud uit te schrijven. Op een dergelijk dek/geboortebewijs vult de bok-houder de namen en registratienummers van de dekbok en de bedekte geit in. Ook de vader en moeder van beide ouderdieren worden met de registratienummers vermeld. Verder worden de naam van de bokhouder en van de eigenaar van de geit vermeld. De dekdatum wordt genoteerd en de bokhouder zet een handtekening voor de juistheid van de gegevens.
De eigenaar van de geit krijgt één exemplaar mee, het andere (roze) exemplaar blijft in het dekboek achter, ter controle voor later.

Zodra de lammeren geboren zijn, vult de fokker de geboortedatum van de lammeren in op het dek/geboortebewijs. De kleur en kentekens zoals lelletjes, kolletje op het hoofd, meeloren en vlekken worden vermeld. De namen voor de pas geboren lammeren mogen door de fokker zelf bepaald worden, sommige geven de dieren de naam van de moeder met een volgnummer, anderen verzinnen werkelijk de mooiste namen voor hum dieren. Indien de fokker een geregistreerde stalnaam voert dan vermeldt hij deze ook op het formulier. Dit alles stuurt hij ondertekend binnen acht dagen na de geboorte van de lammeren naar de hoofdregistrateur van de eigen lidvereniging.
Binnen twee maanden na de geboorte van de lammeren komt een schetser (tekenaar) langs om de dieren te ‘schetsen’. De gegevens worden gecontroleerd en eventuele kentekens worden in de schets ingetekend. Daarna gaat de schets samen met het dek/geboortebewijs naar het registratiebureau van de N.F.D. waar de gegevens in de centrale computer ingevoerd worden. Deze gegevens worden daarna op de betreffende schets geprint. Voor een zuivere fokkerij is het noodzakelijk dat deze strakke regels worden nageleefd om een zo secuur mogelijke registratie na te streven.